Design als democratatisch proces
In een college dat ik geef poneer ik de stelling dat een design proces geen democratisch proces is. Maar als het geen democratie is, wat is het dan wel? Er zijn een aantal betrokken bij een designproces: de klant, de eindgebruikers en de leden van een ontwikkelteam. Het is van groot belang om de eindgebruikers op zeer veel momenten in het proces te betrekken bij hetgeen dat ontwikkeld wordt. Zoals Nielsen zegt: observeer ze, bestudeer ze, vind patronen. Maar luister niet naar ze. Nielsen noemt dit zelfs de de eerste belangrijke regel van usability: “Don’t listen to users”. Van groot belang is de visie die jezelf als organisatie op je product hebt of ontwikkeld. Waar moet het naar toe groeien? Voor wie is het product niet? Een puur iteratief proces leert je niet automatisch hoe een product er uit moet gaan zien. Of zoals Gothelf (2017) het formuleert “Agile does not have a brain”
Een tweede punt is de democratie binnen het ontwikkelteam. Het ontwerpen op basis van consensus binnen een ontwikkelteam wordt ook wel “design by commitee” genoemd. Illustratief hiervoor is de uitspraak dat een kameel een paard is ontworpen door commissie. In het webdesign werkveld wordt hierover veel geklaagd (Schneider 2010, Arrington 2010). Het ontwerpen op een dergelijke wijze leidt tot wanproducten die meerdere vaak tegenstrijdige visies in zich moet verenigen. Maar hoe zorg je ervoor dat de meningen binnen een team wel gehoord worden? Het is moeilijk om een duidelijk antwoord te geven op hoe een “correct” ontwerpproces . In ieder geval is het belangrijk om een verantwoordelijke te hebben voor de visie op het product. In de ontwikkelmethode SCRUM is dat bijvoorbeeld de productowner. De productowner behartigt de belangen van het product, en de doelen van het product. Een deregelijke persoon moet een curator van ideeën zijn. Zoals Jason Fried van Basecamp beschrijft in Rework “What makes a museum great is the stuff that’s not on the walls.”. De productowner moet de gelegenheid en autoriteit hebben om nee te zeggen en tegelijktijd wel teamleden en gebruikers binnenboord te houden. Een scherpe productowner kan er voor zorgen dat er uiteindelijk een product ontstaat dat “klopt”. Een product dat de “quality without a name” bezit (Alexander 1979). Hij beschrijft deze kwaliteit als volgt: “It is a way of expressing a oneness which, due to the very nature of language, cannot be expressed: This oneness, or the lack of it, is the fundamental quality for anything. Whether it is in a poem, or a man, or a building full of people, or in a forest, or a city, everything that matters stems from it. It embodies everything.”
Referenties: